welkom!

Welkom op mijn blog over muziek, kunst, cultuur, de wereld en het universum. Mijn manier om zaken waar ik het mijne over denk over het voetlicht te brengen zonder geplaagd te worden door redactionele beperkingen of APA-formats. Een proeftuintje voor proefballonnetjes. Publiek denken.

Abonneer je via email. Volg me op Twitter - @EvertBBoele. Laat een reactie achter. Neem contact op.

Creative Commons License
This work is licensed under a Creative Commons Attribution-NonCommercial-NoDerivs 3.0 Unported License.

27 oktober 2022

Je telt pas mee als je meetelt

Al jaren schrijf ik allerlei soms best ingewikkelde teksten, met best moeilijke woorden er in.

Idiocultuur. Affordantie. Singulariteit.

De reactie op die teksten is meestal gematigd enthousiast. Als er al een reactie is. Soms krijg je een berichtje dat iemand een artikel heeft gedownload, ergens. Soms een schouderklopje. Of iemand citeert je.

Dat is prima, want langzamerhand is al dat geschrijf voor mij eerder een excuus geworden om weer eens zelf na te denken dan een poging om de wereld van iets te overtuigen. Dat zelf nadenken in geschreven taal levert me woorden en redeneringen op die ik kan gebruiken als ik met mensen in gesprek ben. En ik geloof – nee, ik hoop dat in die gesprekjes mijn bijdrage aan deze wereld zit verstopt. Niet dat ik nou zo’n enorm begenadigd communicator ben. Maar klein beginnen heeft ook iets moois.

Maar er is wel een uitzondering. Idiocultuur, affordantie en singulariteit mogen dan misschien niet heel sexy zijn, maar als ik eens een keer iets schrijf waarin geteld wordt, word ik platgebeld door de krant, wil men graag dat ik de gevonden getallen ook live kom uitspreken, en komen er verzoeken of ik ook elders wil komen tellen. Het probleem is dus niet dat ik de verkeerde woorden schrijf, ik schrijf gewoon te veel woorden en te weinig getallen. Ik geef me te weinig over aan ‘het rekenende denken’, zoals Heidegger dat noemde (dank, Hester!).

Het overkwam me toen ik lang geleden een keer twee weken lang telde hoeveel publiek toegankelijke live concerten er waren in de stad Groningen. 297! Enthousiasme alom, tot op het ministerie van OC&W. De dienstdoende ambtenaren aldaar vonden mijn onderzoek naar de betekenis van het shantykoor voor de leden matig interessant (affordanties, idiocultuur) maar dat getel was een briljante vondst! Dat zou meer gedaan moeten worden!

Een paar jaar later telde ik met een collega de blaasorkesten in de drie Noordelijke provinciën. 309. Het dak ging er af. Tot op de dag van vandaag word ik benaderd als het over blaasorkesten gaat, en ook mijn collega, die zich ondertussen op iets echt heel anders richt, moest onlangs nog ‘309’ in het Frans vertalen want aan de Sorbonne in Parijs hadden ze ook lucht gekregen van het getal.

Trois cent neuf.

En nu heb ik dan onlangs met een collega het aantal muziekscholen in het Noorden geteld. 56 (sorry Zembla). Artikeltjes in het Dagblad van het Noorden, de Leeuwarder Courant, Cultuurkrant.nl; uitnodigingen om op andere plekken te komen tellen en het getal elders te komen voordragen stroomden binnen.

Ik wil daar niet vervelend over doen. We moeten af en toe tellen. Dat heeft met onderzoek niet veel te maken, het is gewoon een rudimentaire manier van de wereld beschrijven. En als zo’n getalsmatige beschrijving niet al voorhanden is (wat vreemd genoeg in alle drie de gevallen zo bleek te zijn) dan zit er niets anders op zelf even te tellen. Het is een simpele eerste greep op een werkelijkheid waar je hoopt op termijn zinvolle dingen over te kunnen zeggen – en dan vooral zinvol voor de mensen die die werkelijkheid gestalte geven. Mijn indruk is dat de werkelijkheden van de live concerten, de blaasorkesten en de muziekscholen daar ook wel bij gebaat zouden kunnen zijn, het zijn allemaal bepaald geen vanzelfsprekendheden meer.

Proto-onderzoek dus, waarvan je hoopt dat het de opmaat is voor echt onderzoek, dat ergens over gaat (bijvoorbeeld over singulariteiten) (of idiocultuur). Soms lukt dat ook: die 299 concerten kwamen in mijn proefschrift terecht (voor de liefhebbers: pp. 98-99, en vermomd als ‘nearly 300’). Met de blaasorkesten liep het slechter af: op één interessant artikel van mijn collega na lukte het niet om geld te vinden voor vervolgonderzoek. Men vond 309 blijkbaar al een prima resultaat. En ik hoop dat het ons lukt om voor de noordelijke muziekscholenwereld meer te doen dan ze vertellen dat ze met zijn zesenvijftigen zijn. Maar of daar behoefte aan is én geld voor is, dat is maar de vraag. Ik beloof hierbij plechtig de woorden affordantie, idiocultuur en singulariteit achterwege te laten, misschien helpt dat.

We doen wat we kunnen, maar soms denk ik dat ik de rest van mijn leven maar gewoon moet gaan zitten tellen.

In ieder geval hierbij alvast de samenvatting van mijn volgende onderzoek: 24. 3: 258 - 7,6.

U mag mij gerust citeren. Bronvermelding wordt op prijs gesteld.