welkom!

Welkom op mijn blog over muziek, kunst, cultuur, de wereld en het universum. Mijn manier om zaken waar ik het mijne over denk over het voetlicht te brengen zonder geplaagd te worden door redactionele beperkingen of APA-formats. Een proeftuintje voor proefballonnetjes. Publiek denken.

Abonneer je via email. Volg me op Twitter - @EvertBBoele. Laat een reactie achter. Neem contact op.

Creative Commons License
This work is licensed under a Creative Commons Attribution-NonCommercial-NoDerivs 3.0 Unported License.

04 maart 2021

Duurzaamheid na Corona?

Even een kattenbelletje over duurzaamheid. Dat duurzaamheid een belangrijk onderwerp is hoeft wat mij betreft geen betoog. Duurzaamheid is een breed begrip. Het gaat om ecologie en klimaat, natuurlijk. Maar ook bijvoorbeeld om sociale, economische en psychologische aspecten. 

Ik zie de duurzaamheidsvraag eigenlijk als niets anders dan de diachrone variant van de inclusiviteitsvraag. De vraag is: hoe gedragen we ons zo dat we deze wereld niet exclusief voor onszelf en onze eigen generatie houden, maar dat we toekomstige generaties includeren in ons handelen? Het gaat om inclusie van de toekomst in het heden. De duurzaamheidsvraag is daarmee de vraag naar toekomstbestendig handelen. Naar vormen van handelen die er op gericht zijn geen blijvende schade aan onze wereld aan te richten zodat ze in de toekomst gecontinueerd kunnen worden.

Die vraag is urgent. Nu Corona zoveel dingen heeft stilgelegd, vertraagd of veranderd hopen sommigen (ik bijvoorbeeld) dat ons dat de mogelijkheid geeft om even pas op de plaats te maken. Om ons af te vragen hoe we er voor kunnen zorgen dat de wereld na Corona niet al te sterk lijkt op de wereld voor Corona, qua duurzaamheid.

En met 'wereld' bedoel ik dan ook de cultuurwereld.

Maar dat gaat niet vanzelf. Kijk bijvoorbeeld eens naar de discussie over het nieuwe cultuurcentrum dat in de stad Groningen – mijn thuisbasis – moet verrijzen. Sinds 1973 kent de stad cultuurcentrum De Oosterpoort. De onderhoudskosten daarvan lopen op, de druk op het gebouw neemt toe, de overlast in de buurt door het bevoorradende verkeer evenzeer, en zoals dat tegenwoordig gaat is verbouwing dan al snel geen serieuze optie meer en wordt er gedacht aan nieuwbouw.

Inmiddels zijn de eerste plannen gepresenteerd. Het gebouw moet komen aan de zuidkant van het centraal station – bereikbaarheid per openbaar vervoer is in termen van duurzaamheid een absoluut pluspunt. Maar het gebouw moet wel veel groter worden dan het huidige. Het moet “een centrum worden voor onderwijs, amateurkunst en cultuureducatie”, en de capaciteit van de grootste zaal moet wellicht 3000 plaatsen worden in plaats van de huidige 1800. Kosten nieuwbouw: minimaal 145 miljoen euro.

Los van de vraag wat er precies duurzaam is aan het overbodig maken van een krap 50 jaar oud cultuurcentrum en het elders in de stad een nieuw en groter centrum bouwen – en dan bedoel ik zowel economisch duurzaam als ecologisch duurzaam – is de vraag vooral: waarom moet er een nieuw en groter centrum komen? Naast argumenten als ‘visitekaartje voor de stad’ en ‘het behouden van een plek bij de vijf belangrijkste Nederlandse cultuursteden’ gaat het vooral om het volgende: volgens dienstdoend wethouder Paul de Rook, een tijdje terug aan het woord in het Dagblad van het Noorden,

… is een nieuw muziekcentrum toch broodnodig, vooral om popartiesten van internationaal statuur naar de stad te kunnen halen. ”Popzalen in Nederland worden steeds groter, omdat artiesten zoveel mogelijk geld willen verdienen. Als grote internationale acts hier geen ruimte hebben, verliest de Oosterpoort de top van z’n verdienmodel en zakt de rest ook in elkaar."

Opvallend: de perceptie dat in de cultuursector de top de basis is (denk ook aan de verbazingwekkende term 'basisinfrastructuur' in ons cultuurbeleid). Als de top verdwijnt, zakt de rest ook in elkaar. Het argument voor die wethouderlijke waarneming is een economisch argument gekoppeld aan een passieve slachtofferhouding: topartiesten willen steeds meer geld verdienen, wij kunnen niet anders dan daarin meegaan. 

De cultuursector moet zich de vraag stellen of het duurzaam is om mee te waaien met die huidige politieke wind. Is duurzaamheid mogelijk in een laat-kapitalistisch neo-liberaal systeem waar het gaat om voortdurende groei en versnelling, om competitie, om 'winner-takes-all'-markten?

Ons meedraaien in dat systeem leidt er toe dat we in de cultuursector - althans in Groningen - inzetten op méér mobiliteit (meer concertbezoekers; meer duurbetaalde wereldsterren die met vliegtuigen van over de hele wereld worden aangevoerd om in Groningen te spelen) en méér mensen dicht op elkaar gepakt in één ruimte.

We weten dat onze ongebreidelde reislust een van de belangrijkste oorzaken van de huidige klimaatcrisis is. Maar we zetten in ons cultuurbeleid, gevoed door een marktgeoriënteerd supersterrensysteem, in op verdere versterking van die reislust. En we weten dat ons ongebreidelde reisgedrag gekoppeld aan onze neiging om in grote groepen bij elkaar te komen – iets wat wel moet omdat evenementen en locaties anders economisch immers niet uit kunnen – enorm heeft  bijgedragen aan het razendsnel uitgroeien van Corona tot een pandemie. Maar we zetten ons in ons cultuurbeleid in om in de toekomst nog meer mensen van nog verder weg bij elkaar te brengen.

Totaal ongerijmd.

Ik zou eenzelfde verhaal kunnen schrijven over de wens om het Groninger stadspark om te vormen van een regionale harddraverij naar een internationale evenementenlocatie voor groepen van het formaatje Rolling Stones. Of ik zou de voorbeelden kunnen uitbreiden naar andere steden. Aan de basis ligt de vraag: willen we doorgaan met een cultuursector die zich richt naar het idee dat het beste nooit goed genoeg is, dat groter nooit groot genoeg is, dat we ten koste van alles moeten groeien, en dat we bovenaan alle nationale en liefst mondiale ranglijstjes moeten staan? 

Of is het denkbaar dat we in ons denken over de toekomst van de cultuursector werk gaan maken van aandacht voor het kleinere, het regionale, het lokale? Zeker in een tijd waarin we leren dat digitalisering niet slechts een vloek is maar ook tot ongekende nieuwe mogelijkheden leidt, zouden we anders kunnen leren omgaan met toegang tot artistieke topkwaliteit. En als we niet steeds als een verwend kind het nieuwste en het beste willen hebben is het wellicht mogelijk om financiële middelen (bijvoorbeeld die 145 Groningse miljoenen) veel gedifferentieerder – en daarmee potentieel veel inclusiever – in te zetten.

Laten we Corona, die plaag die ons allen zo dwarszit, in ieder geval ook nog een beetje ten goede gebruiken door ons ook dit soort vragen te stellen. Anders weten we hoe het gaat: dan blijven we na Corona doen wat we voor Corona al deden, en krijgen we na Corona dus terug wat we voor Corona al hadden.