welkom!

Welkom op mijn blog over muziek, kunst, cultuur, de wereld en het universum. Mijn manier om zaken waar ik het mijne over denk over het voetlicht te brengen zonder geplaagd te worden door redactionele beperkingen of APA-formats. Een proeftuintje voor proefballonnetjes. Publiek denken.

Abonneer je via email. Volg me op Twitter - @EvertBBoele. Laat een reactie achter. Neem contact op.

Creative Commons License
This work is licensed under a Creative Commons Attribution-NonCommercial-NoDerivs 3.0 Unported License.

19 februari 2021

De veerkrachtige muzikale stad

Onlangs was ik ergens in een stad bij een bijeenkomst over het onderwerp 'de veerkrachtige muzikale stad'. We bespraken met een prachtige en in alle opzichten diverse vertegenwoordiging van het stadse muziekleven (muzikanten, podia, muziekorganisaties, onderzoekers, beleidsmensen) hoe we er voor kunnen zorgen dat het belang van het stadse muziekleven veel beter op het netvlies komt van het stadsbestuur.

We discussieerden aan de hand van het recente Music Cities Resilience Handbook, uitgegeven door de organisatie Sound Diplomacy. De directe aanleiding van het handboek is de Covid-19-pandemie, maar de boodschap is veel verstrekkender: "We want to rethink and reshape the role of music and culture in our cities, towns and places", zegt het handboek. En de auteur en CEO van Sound Diplomacy, Shain Shapiro, leidde de discussie in en ging daarna met ons in gesprek.

Zoals dat gaat in zo'n discussie komt er natuurlijk heel veel voorbij. Alles eigenlijk - van realistische beloning van muzikanten tot institutioneel racisme, van het belang van het buurthuis tot de macht van de multinationals in de muziekindustrie. Gelukkig ontstond er ook wel een focus: als we het hebben over de veerkrachtige muzikale stad, dan is het misschien verstandig dan ook het stadsbestuur als belangrijkste geadresseerde te zien. Niet dat het stadsbestuur de macht van een multinational kan breken of institutioneel racisme uit de weg kan ruimen, maar als in stedelijk beleid - gemeentelijk beleid dus - muziek in alle haarvaten opgenomen wordt is dat al een enorme omslag ten goede.

Wat mij een beetje dwars zit in de tekst van Sound Diplomacy is de nogal economische focus. Shapiro pleitte er bijvoorbeeld voor om bestuurders duidelijk te maken dat geld geven aan muziek - of aan kunst en cultuur in het algemeen - niet gezien moet worden als subsidie maar als investering. Ik ben het daar wel mee eens; maar het gevaar is dat we, als we bij dat economische discours aansluiten, vervolgens voortdurend bevraagd worden op de 'return on investment', en dat we in onze neoliberale kapitalistische samenleving nog meer dan we nu al doen toewerken naar een 'winner-takes-all'-systeem met een 'long tail' van organisaties en individuen die niet de winnaars zijn en voortdurend moeten strijden om het hoofd boven water te houden. Het muzikaal precariaat, zeg maar. Ik weet uit ervaring dat veel bestuurders en politici graag in deze voor-wat-hoort-wat-termen praten (ik sprak een tijd terug met een wethouder die zich alleen hard wilde maken voor kunsteducatie als ik met harde cijfers kon aantonen dat kunsteducatie goed was voor de CITO-scores op taal en rekenen), maar we moeten ons wel voortdurend blijven afvragen wanneer we meebewegen en wanneer we tegengas geven.

Wat ik fijn vond was dat Shapiro benadrukte dat 'genre agnosticisme' van groot belang is. Laten we het over muziek hebben. Punt. (Wat dan niet helpt is dat het handboek, wanneer het gaat over kwaadaardige -ismes zoals racisme en seksisme, ook verwijst naar 'classicisme'. Daarmee laad je toch een beetje de verdenking op je dat je de Franz-Josefs, Wolfgang Amadeussen en Ludwigs als representanten van de As van het Kwaad ziet, in plaats van dat je het hebt over het ongerechtvaardigd maken van onderscheid op grond van klasse - 'classism' in het Engels.)

Wat ik tekenend vond was Shapiro's pleidooi voor het instellen van een 'Music Office' ten burele van de gemeente; met een aantal 'music officers' die dwars door alle afdelingen van de gemeente heen voortdurend proberen muziek mee te nemen in de agenda's. Dus niet alleen de cultuuragenda, maar ook de economische agenda, de huisvestingsagenda, de ruimtelijke-ordeningagenda, de milieu-agenda en ga zo maar door. 'Music officers' die er voor zorgen dat de muziekwereld niet voortdurend naderhand zijn vinger moet opsteken en zeggen "Ik ben er ook nog" als er weer eens beleid tot stand is gekomen dat dat vergeten was; maar die aan de voorkant van de beleidsontwikkelingen het vingertje namens de muziekwereld opsteken.

En wat vooral tekenend was: dat zo'n Music Office, zo zei Shapiro in een bijzin, geen onderdeel moet vormen van een afdeling Kunst en Cultuur, of hoe die afdeling (of het thema, of het netwerk, of het domein, of het programma, of hoe een gemeente zich ook maar organiseert) ook heten moge. Feitelijk is de boodschap: ons huidige kunst- en cultuurbeleid slaagt er onvoldoende in zich te richten op een veerkrachtig muzikaal leven waarin muziek op genre-agnostische wijze wordt erkend als het allesdoordesemende en veelzijdige verschijnsel dat het is.